In 2007 werd de Compagnie opgericht. Sindsdien treedt zij op met historische en zelfgeschreven kluchten door heel Nederland, soms in Belgie.
Het leek ons leuk wat tekstvoorbeelden van kluchtvertalingen te geven. De meeste vertalingen zijn door Johan Volkers gedaan, sommige door Nico Roelandse. Het materiaal werd gevonden in antiquariaten, bij de Slegte en op de digitale bibliotheek Nederlandse literatuur (dbnl.nl). In het tweede deel van dit artikel laat ik Nico Roelandse aan het woord over zijn manier van vertalen. Helaas overleed hij in 2020. De LKC is hem zeer erkentelijk voor al het werk dat hij voor de stichting heeft verricht.
NU NOCH (Minnestrijd), (ca. 1500) :
In deze zeer geslaagde klucht wordt de man (Jan) door de vrouw behoorlijk onder de duim gehouden. Hij beklaagt zijn lot op luide toon, maar gelukkig heeft zijn buurman wel een tip voor hem: “Doe alsof je gek geworden bent, door op alle woorden en daden van je vrouw slechts te reageren met ‘Nu noch’ (in moderne versie: Toe maar!).” Pas nadat de buurman hem heerlijk eten en drank als beloning voorspiegelt, gaat de man akkoord.
Jan: Ja ic, by allen Godts knechten, Jc zal nu noch zegghen, wat zy my doet.
Buurman: Soo dat ic zal haer maken vroet dat sy u heeft al dul ghesmeten,
En dat ghy van den duvel zijt beseten. Dat heifse met haren smijten ghedaen.
Jan: Dat wort een groete boerde!
hertaald als:
Jan: Wel alle mensen, dat doe ik! Ik zal “Toe maar” zeggen, wat ze ook doet.
Buurman: Wat ze ook doet! Ze denkt echt dat je krankzinnig geworden bent. Zo verliest
ze al haar moed. Nou, dan weet ik als buurman wel hoe ik haar helpen moet!
Jan: Bedankt voor deze goede grap, buurman.
Buurman: Is al goed. Ga nu maar gauw op huis an!
ESBATEMENT VAN DE BLINDE, DIE ‘T GELD BEGROEF
(16e eeuw, anoniem)
Deze klucht is het meest gespeeld door de LKC. De blinde laat zijn knecht 100 dukaten begraven. Helaas wordt ’t geld door de schoenmaker opgegraven. Iets wat door de blinde in zijn dromen wordt voorvoeld. De knecht moet de pot voor hem opgraven.
Knecht: “Siet, daer is den podt!”
Blinde: “Laet mij tasten. O, noch noijt so geschent! Van gramschapen en weet ik mij waer keeren.
Daer en is een mijte niet, neent, bij de moeder ons Heeren,
In gebleven, dies ick verwoede in stucken.
Eij! Eij! Mach ick wel seggen van ongelucken.
Mijn haer trecke ik door dit bevinnen,
Want men sal mijn van quaetheden moeten binnen.
Och, soud ick mijn geldeken aldus sijn quijte! Tis al u schuit.
Met als hertaling:
Knecht: “Zie, daar is de pot!”
Blinde: “Laat mij tasten. Oh, dit is mij nog nooit geschied.
De pot die voel ik, maar de munten niet.
Oh, van woede trek ik de haren uit m’n hoofd!
Wie o wie heeft mij van m’n centen beroofd?
Oh, voor eeuwig is het geld verloren!
Waarom liet ik het ook aan jou over: Slechtheid is jou aangeboren!”
DE BEROYDE STUDENT / TIK VAN DE MOLEN (1646) van Jillis Noozeman:
Volkert, de molenaar, gelooft zijn ogen niet als de student/alchemist Gregorius hem eerst de heerlijkste hapjes en niet veel later een heuse duivel uit de kist tovert:
“Hiel moy, ey! laet ick hem te dege toch kijcke,
Noyt heb ik mijn leve, gien drommel, soo wel sien gelijcke,
Als dese, ’t Heerschip Leendert-buur, die ginse op
de Hofstee woont.
Ey Nicker oompje! sie ines hoe lustich wij ons hebben
aen jou kost getoont.”
hertaald als:
“Mooi! Mooi! Laat ik hem eens van alle kanten bekijken!
Waarlijk, ik heb de duivel nog nooit zo op onze buurman Leendert zien lijken!
Hé duivel, u bracht ons reeds uwe zegen.
De flessen hebben we al flink kunnen legen!”
De locale Hofstee is gesneuveld. Het feit dat de minnaar op de buurman lijkt, is voor het publiek voldoende om in te zien, dat de molenaar zich behoorlijk in het ootje laat nemen.
DOORTRAPTE MELIS (1623) van W.D.Hooft:
Melis ziet zijn kans schoon om buurvrouw Sytien wat troostend toe te spreken. Uiteraard om tot een aangenaam avontuurtje te komen.
Sytien heeft hier wel oren naar. Helaas voor Melis vangt zijn vrouw Griet van een afstand af en toe iets op.
Sytien: “Och jae, mocht jy slechts altijt as ien vertrooster by my blijven.”
Melis: “Voor mijn ick souwer in alles wel wille gheryve.”
Griet: “Wat sech jy?”
Melis: “As datwet wel souwe doen haddewe slechts de tijdt.”
Griet: “Dat is oock so, o mijn ick gae, hoor, hoor, hoor, mijn kijnt dat krijt.”
Een letterlijke vertaling van het origineel zou ongeveer als volgt hebben geklonken:
Sytien: “Och, kon jij altijd maar mijn trooster blijven.”
Melis: “Als je mij zou vragen, wil ik jou in alles behagen.”
Griet: “Wat zei jij?”
Melis: “We zouden het wel doen, hadden we maar wat tijd!”
Griet: “Dat is ook zo, maar ik ga, want het is mijn kind dat schreit.”
eerst vertaald als:
Sytien: “Och, had ik altijd maar zo’n trooster om me heen.”
Melis: “Dat is wel iets anders dan dat afgekloven been.” (naar Griet wijzend).
Griet: “Wat zei jij daar, liefste?”
Melis: “Ik moet er wegens tijdgebrek voor bedanken.”
Griet: “Zo is het maar net. Ik ga, want ik hoor m’n kind janken.”
De laatste 2 zinnen werden vanwege de hogere leeftijd van de spelers aangepast:
Melis: “Eh… ik wil niks anders dan jou alleen! Dat wilde ik je even laten weten.”
Griet: “Goed te horen. Nou, ik ga, er moet vanavond ook nog worden gegeten!”
Leuk zijn de zinnen: “Had ik altijd maar zo’n trooster om me heen” met de ietwat grove, maar desondanks grappige Melis-reactie: “Dat is wel iets anders dan dat afgekloven been!”
LICHTE KLAARTJE (1645) van Jillis Noozeman:
Vol ongeduld wacht Klaartje op minnaar Karel, de soldaat. Maar het duurt een eeuwigheid voor haar man Goose en de knecht het huis verlaten. Eindelijk lijkt het zo ver…
Klaartje: “Hoe raeckt hij wegh?”
Goose: “Wat seyt mijn vriendin?”
Klaartje: “Dat ick wel wou dat ickje weer sagh. (…) Adieu: achter sien ickje lest,
Ga heen ghy dreutelaer, ghy gorten-telder, ghy rochel in de test.
Al hiel ick mijn wat bangh, ick meenden ‘er niet ientje,
De tongh was by mijn Man, maer ’t hartje by mijn vriendje…”
vertaald als:
Klaartje: “Wat duurt het toch lang met die vent!”
Goose: “Wat zeg je, vrouw?”
Klaartje: “Ik hoop dat je er gauw weer bent!”
(…) Al moet ik het zweren bij de kerk:
’t mooiste van die man blijft zijn achterwerk!
Het is mijn tong, die over hem praat.
Maar mijn hart ligt bij Karel, mijn soldaat…”
BEDROGEN DRONKAARD (1649) van Jillis Noozeman:
In dit stuk wordt dronkaard Floris Koerten wijs gemaakt dat zijn einde nadert. Hem wordt een drankje verstrekt, waarna hij in de hel belandt en aldaar verantwoording af moet leggen voor al zijn daden op aarde. Voor het zover is, is de vertwijfeling al flink toegeslagen:
“Hoe lastig valt mijn gang, nou komt mijn ’t spreek-woordt veur:
Daar blijdschap in huis is, zit droefheit voor de deur.”
hertaald als:
“Hoe zwaar valt me dit alles. Plots komt me het spreekwoord voor de geest:
Wie gewoon thuis blijft, geniet het meest!”
Het grappige is dat een spreekwoord normaal op rijm staat, maar dat zowel de schrijver alsook de vertaler de rijm voor het feitelijke ‘spreekwoord’ laat beginnen. Dit zal het publiek niet direct doorhebben, maar het maakt het plezier er niet minder om.
Het is al met al geen letterlijke vertaling, maar zij geeft wel aardig de strekking weer.
HOOGDUITSE KWAKZALVER (1665) van W.G. van Focquenbroch:
Deze vermakelijke klucht gaat over een kwakzalver, die samen met zijn nieuwe knecht de wereld in de maling neemt met de gekste medicamenten. Zo wordt het bekende Kölnisch Wasser aangeprezen als zijnde goed voor de geur, maar ook voor de plasser! Een turfboer(in) met een potje plas raakt naast 2 kiezen ook aardig wat geld kwijt door het werk van dit wonderlijke duo.
In het openingsfragment verschijnt knecht Jan krabbend en klagend ten tonele:
“Maer self, kyck eens, sulcke Tandeloose Beesten komen je nacht en dagh bestryen,
En die loopen je het platte Landt van je huyt soo elderments plat
Dat een eerlyck mensch niet en weet wat hy eerst sel krauwen, sijn hooft of sijn gat,
En evenwel wat wil je doen? Het souw sondt weesen dat j’er j’op souwt verstooren:
Want sy zyn uyt je eygen vleysch en bloedt lichamelyck booren.
En daerom heb ick se noch lief, al brengh ick’er somtydts soo een hondert of ses, ter doodt;
Want se strecken my dickwils noch tot spys, in tydt van hongers noodt.”
hertaald als:
“Zelfs de vlooien en luizen komen je bestrijden! Ze lopen mijn lichaam zo erg plat…
krab ik nu eerst m’n hoofd of m’n gat? En al zijn die luizen uit m’n eigen vlees en bloed geboren,
toch…, toch moet ik ze bij hun werk storen.
Soms sla ik er wel zo’n 600 dood.
Maar niet allemaal natuurlijk, want in tijden van hongersnood is het wel mooi kaasie op je brood!”
HET HERTALEN VAN EEN OUD-NEDERLANDSE KLUCHTENTEKST – bijdrage Nico Roelandse *
Bij de bewerking van een tekst uit de periode 1400 tot 1700 tot een voor de Leydse Kluchten-Compagnie speelbare klucht, zijn er een aantal keuzes, t.w.
1. een originele tekst handgeschreven in Gotisch of Romeins schrift.
2. een gedrukte tekst in Gotisch of Romeins schrift.
3. een diplomatisch afschrift van een oude tekst met aantekeningen.
4. een al bestaande vertaling van een klucht .
Hertalen van originele teksten
De originele teksten van de voor de LKC relevante kluchten zijn of handgeschreven of de latere, zo’n beetje vanaf de 17e eeuw, gedrukt.
Sommige van die gedrukte exemplaren zijn zelfs nog in oud Gotische lettertekens.
Voorbeeld van een Gotisch schrift
Gedurende de 17e eeuw verandert dit naar het voor ons gemakkelijk leesbare Romeinse schrift.
Als je originele teksten gaat hertalen, die nooit eerder zijn bewerkt of bekeken, dan heb je hierbij wel verklarende woordenboeken nodig. Je zal anders al snel de weg kwijt zal raken, vanwege woorden die in onbruik zijn geraakt of een andere betekenis kregen.
Het bekendste voorbeeld van die gewijzigde woord-betekenis, dat ik me herinner, stamt nog uit mijn lagere schooltijd. De meester legde toen uit dat Karel de Stoute (1433 -1477) niet betekende, dat hij een ondeugende hertog was.
In die tijd betekende dat: Karel de Dappere. Misschien afgeleid van het nu nog enigszins bekende woord ‘stoutmoedig’, dat ‘dapper, onbevreesd, niet bang’ betekent. Stout betekent nu ondeugend, vroeger echter: dapper, moedig.
Een woord heeft niet altijd één betekenis. Denk bijv. aan ‘bank’, dat kan een zitplaats zijn, maar ook een plaats voor geldzaken. Door de informatie uit de rest van de zin kun je opmaken over welk soort bank het gaat. Dat was vroeger ook al zo. Bijv. het bijvoeglijk gebruikte woord ‘bedoven’ kan betekenen: gedompeld, onder water, onder, te midden van, midden in, bedekt, bedolven, geheel en al. Dus je moet er ook rekening mee houden bij de hertaling, dat zo’n oud woord niet altijd één vaste betekenis had.
Hertalen van diplomatische afschriften
Als je boekjes koopt met een klucht uit de 17e eeuw of ouder, dan zijn dat meestal diplomatische afschriften met aantekeningen daarbij. Zo’n afschrift is een tekst, waarbij de oude gedrukte of geschreven lettertekens zijn omgezet naar voor ons makkelijk leesbare lettertekens. Dit maakt de woorden herkenbaar, maar zegt verder niets over de tekst. De aantekeningen bij zo’n tekst zijn dan vaak verklaringen van woorden of zinnen, die niet meer gebruikelijk zijn. Dus daar heb je het makkelijker dan bij het hertalen van een originele tekst om dat je bepaalde zaken krijgt aangereikt, maar er blijft nog genoeg over om te interpreteren, te rijmen, op te zoeken en in te korten. Het is zeker niet zo, dat je zo ’n diplomatische vertaling zo maar even leest. Immers: het blijven oud-Nederlandse zinnen.
Hertalen van rijmwoorden
Naast het gebruik van vergeten en veranderende woorden in die teksten is ook de rijm een moeilijkheid. Als je niet-gangbare woorden verandert in gangbare woorden, waarbij het gaat om het laatste rijmwoord van een zin, dan moet je ook het rijmwoord van de daarop volgende zin veranderen. Zaak is dat je niet al teveel aan de tekst wijzigt.
uit : Cornelis Crul – CLUCHTE VAN EENEN DRONKAERT (rond 1540):
Onse Heere heeft mij te ter kermisse ontboyen.
Hij heeft zoo goede bier ghezoyen.
Hertaling:
Onze Heere heeft mij naar die kermis doen sjouwen.
Daar wordt het allerbeste bier gebrouwen.
Het onbekende werkwoord ‘ ghezoyen’ betekent: ‘gebrouwen’. Wil je dat gebruiken, dan moet je dus ook het rijmwoord ‘ontboyen’ vervangen. Je zoekt naar een gelijkwaardige invulling, ontboyen en je zou denken: ontboden . Het wordt echter niet genoemd in de woordenboeken, wel ontbayen. Ontbayen is: ‘wachten’ en die betekenis komt aardig overeen met ontboden.
Krijg je: Er wacht daar iemand op me. Je moet er naartoe voor die persoon en zo vind je dan de rijm: heeft mij naar die kermis doen sjouwen.
Wijze van hertalen
* Als er een korte inhoud bestaat, dan lees je die eerst; is er een diplomatisch afschrift, dan loont het ook wel om het globaal door te lezen.
* Is een stuk niet eerder bewerkt en ontbreekt er een korte samenvatting, dan blijft er niets anders over dan bij regel 1 met de hertaling te beginnen.
Soms is dat letterlijk, soms figuurlijk er het stof afblazen, zeker als het Gotisch schrift is. Het gewoon eerst doorlezen is tijdrovend en levert door
de onduidelijke tekst niet veel winst op. Meestal hertaal ik dan het hele stuk in één keer en controleer of er een goedlopend verhaal uitrolt.
Daarna plaats ik het op mijn site voor hertaalde kluchten. Inkorten voor een geschikte uitvoering door de LKC gaat in overleg met Johan Volkers.
* zoals ook aan het begin gemeld: Nico Roelandse overleed april 2020.
Een klucht duurt gemiddeld 20 minuten en kan op een middag 4-5 keer gespeeld worden. De Compagnie regelt zelf de decordoeken en rekwisieten. Het wordt gewaardeerd als men bankjes, stoeltjes heeft staan in een bij voorkeur relatief geluidsarme omgeving.
Er wordt namelijk onversterkt gespeeld.